Het kabinet gaat anderhalf miljoen Nederlanders helpen die niet goed kunnen lezen en schrijven. Ze mogen cursussen volgen om zelfstandig mee te kunnen doen in onze maatschappij.
Het gaat vooral om mensen die Nederlands als moedertaal hebben, maar nog steeds niet hun weg kunnen vinden in de samenleving. Ze vinden het lastig om formulieren in te vullen of hebben moeite met het lezen van de bijsluiter van medicijnen. Meestal kunnen zij ook niet goed overweg met computers.
Meekomen op de arbeidsmarkt
Als je niet goed kan lezen en schrijven, kan je vaak ook niet goed meekomen op de arbeidsmarkt. Dat is voor het kabinet de grootste reden om de het aanpakken van laaggeletterdheid snel aan te pakken. “Je hebt taal nodig om mee te kunnen blijven doen in de samenleving”, zegt minister Ingrid van Engelshoven van Onderwijs.
Laaggeletterdheid komt ook voor bij mensen ‘die hier geboren en getogen zijn’, zegt Van Engelshoven. Ook als ze jaren op school hebben gezeten. “Het zijn vaak mensen die op school moeite hadden met de Nederlandse taal. Als je dat niet blijft oefenen, ben je het heel snel kwijt.”
Het kabinet wil met werkgevers afspreken dat de taal op de werkvloer ook belangrijk wordt. “Het is hun opdracht werknemers fit te houden voor de arbeidsmarkt. Daar hoort taal bij, dus daar moeten ze aandacht aan besteden. Ze moeten het op de werkvloer mogelijk maken dat mensen met taal bezig zijn.”
Hoeveel zijn ze van plan te investeren?
De regering gaat in de komende vijf jaar 7 miljoen euro per jaar extra uitgeven om laaggeletterdheid tegen te gaan. Er zijn 1,3 miljoen Nederlanders tussen de 16 en 65 jaar die de taal niet goed genoeg beheersen. Van deze groep heeft twee derde Nederlands als moedertaal.
Steeds vaker valt op dat leerlingen die van de basisschool komen, niet goed kunnen lezen. Van de 15-jarigen heeft 18 procent een taalachterstand. Kinderen van laaggeletterde ouders hebben drie keer zoveel kans om zelf ook laaggeletterd de school te verlaten, zegt directeur Geke van Velzen van de Stichting Lezen & Schrijven.
Bron: